Deze uit Kruibeekse klei getrokken tongkunstenaar
Houdt van het worstelen met woorden,
het zoeken naar zinnen terwijl hij ze vormt met zijn mond en met zijn stem,
die stijgt en daalt en sluipt en slaat
en af en toe een sprintje trekt.
Op haar tong zitten zevenenzeventig engelen.
Ze vervoeren je, onderbazuingeschal,
naar de hemel en weer terug.
Wie mee raast door haar tonggeweld
en schiet in haar vuur en in haar vlam,
is onherroepelijk overgeleverd aan haar aanstekelijke lach en dolkomische grillen.
Zij kweekt in haar kruidentuin duivelsverzen met een engelenstem.
Elk woord uit haar mysterieuze mond is een slag voor je kaak of een kus op je oor.
Zet je en zink weg in de kussens van zijn klanken.
Laat je toedekken met de verwen van zijn dichterlijke verhalen.
Hij slalomt met gewiekst bochtwerk door zijn woorden.
Saters dansen breed grijnzend op zijn schouders en uit zijn rechteroor piept een konijn.
Haar taal is geworteld in eeuwenoude klei die langs haar tenen en diep vanuit de grond van haar hart, gehuld in moederlijke liefde, ter wereld komt.
Laat je hart dartelen op de jazz van zijn gezalfde, walsende woorden.
Leg je rustig neer op zijn timbre.
Berg je onder zijn koele blik
Je bloed gaat strelen, je adem glijdt, geluwt wanneer zijn timbre trippelt over je ruggengraat.
Een warm bad van woorden die ongedwongen stromen en sluipen onder je huidigheid.
Hij verlicht.
Je laat je lachend vangen in de armen die haar ogen zijn. Ze biezebijzegijzelt je in grijsblauw geluk met jouw schrijnend klein malheur als onderpand.
Ze gidst je met standvastige hand door het grenzeloze land achter haar ogen.
Met ongerepte ongerijmdheden rammelt ze de waarheden uit je hoofd en vult het opnieuw met haar zoetste grillen.